Monoloog eindexamen
Voor haar eindexamen theater hoefde ze in principe alleen een bestaande monoloog uit te kiezen, maar Maya koos dit als reden om een korte monoloog te schrijven over een van de diepste punten van haar depressie, de monoloog gebruiken om zo haar gevoelens te uiten en beter te verwerken. Hierin zijn ook gedichten verwerkt van haar inmiddels uitgegeven dichtbundel. Ze gaf haar karakter de naam “Maud”, een van haar favoriete namen als kind.
BLOOT (2019).
Setting: Maud zit op een soort van stoel (hoeft niet per se een stoel te zijn). Om haar heen zijn absurde voorwerpen.
Niet per se absurd, maar wanneer ze samen in een setting zijn, absurd. Wolken van pluisjes gemaakt. Een kleine olielamp. Horloge om nek. Een vergrootglas-bril. Een veel te grote rode koptelefoon om haar nek.
Ze wordt “wakker”, staat op van de stoel, strekt, kijkt rond, neemt slok water en pakt een oude tape-recorder vast.
Deze doet ze aan en begint te spreken, licht gedesoriënteerd.
“Maud Drakenhart’s logboek, 15 september 2017, vijf over half vijf, vanuit de kapiteinskajuit.” -korte pauze-
“Mijn schip staat gereed om te vluchten. Dat weet ik, want toen ik mijn ogen net opende zag ik niet alleen mijn essentiële dingen klaarliggen, maar ook dingen die ik normaliter nooit mee neem. Al mijn foto’s, kleine sentimentele dingen die onnodig zijn voor een normaal tripje naar de ruimte. Waarom ik vlucht, weet ik nog niet precies. Ik zal doen wat ik altijd doe in zo’n situatie: vertellen wat ik nog weet.”
-kijkt om zich heen, haar ogen vallen op een weekendtas, en ze begint met vertellen-
“Ik kan me herinneren… het zitten op een balkon, mijn voeten bungelend over de rand, nadenkend. Kijkend naar de lucht, af en toe een enkele gedachte op papier zetten. Ik dacht op dat moment terug aan de momenten waar ik de zon voelde op mijn huid, niet alleen registreerde. Wacht.”
-Maud staat op, loopt naar de weekendtas, zoekt even en pakt daaruit een boekje, en leest voor:-
“zwarte wolk,
grijze wolk,
de hele tijd.
de zon komt door,
van tijd tot tijd,
maar dan komen de wolken.
en als de regen
me doorweekt,
spoelt het de herinneringen
van de zon weg.
totdat ik de regen voel,
tot op mijn botten
en al mijn herinneringen
van de zon
alleen een droom
lijken te zijn,
en ik niet meer weet
hoe de zon ooit voelde.”
“Dit, dit herinner ik me, dit gevoel. Isolatie. Anderen buitensluiten. Mezelf buitensluiten. Alleen, alleen met die grijze wolken. Maar, wat doe ik hier? Voel ik me nu zo? Ik weet het niet en ik snap het niet,”
-Maud gaat weer zitten en legt het boekje weg-
“waarom ik nu vlucht. Het was toch niet zo dat ik me alleen zo voelde? Nee, ik kan me momenten daarna nog herinneren. Warmte, lachen. Muziek. Liefde, vriendschap. Liefde in vriendschappen. Mensen om me heen, die me warmte schenken. Ik kan me herinneren: een zomerse avond en een roze lucht.”
-sluit ogen, spreekt, nadenkend. citeert zichzelf uit het hoofd.-
“gisteravond
keek ik
naar de roze lucht
ik wou verdwijnen
in de roze wolken
die langzaam wegdreven,
steeds dichter naar de horizon.
en toen ik wegdroomde
bij de hemel
vroeg ik me af
hoe het zou zijn
om met jou
in een hoge boom te zitten,
dichterbij deze horizon
samen kijkend
naar het roze
om ons heen”
-opent ogen weer-
“Zal ik dan nooit meer zo’n roze lucht meemaken als op aarde? Ze zullen waar ik heen ga vast wel een gekleurde hemel hebben zoals op aarde. Maar zal hij zo mooi zijn als vanuit mijn kamerraam? Als ik ga, kom ik niet terug. Waar ik ook beland, elke plek zal me doen vergeten aan mijn tijd tussen de mensen.”
-tijdens dit stuk pakt Maud een aantal foto’s op van de grond-
“Maar voor wie moet ik blijven? Ik ben bang dat de aarde mij vergeet zoals ik de aarde vergeten zal. Wat voor nut heeft het dan, om te blijven?” -pakt een knuffelbeer vast-
“Nu twijfel ik aan hun gevoelens, dat is niet eerlijk. Het ligt allemaal aan mij, het zijn mijn eigen onzekerheden. Dat weet ik ook wel.” -zegt ze duidelijk tegen de knuffelbeer, legt hem weg.- “veroordeel me niet zo,” -tegen de beer, draait zich weg van de beer, kijkt publiek in. Zucht.-
“Ik snap het. Voor de roze lucht en de mensen daaronder zal ik blijven, voor de zon en de warmte die zij geeft. En de maan. Voor de maan hier zal ik op aarde blijven. Ik zal moeten blijven, ook als het niet makkelijk is. Het is zo makkelijk om te vertrekken, dat is het sluikse er van. Ik loop zo naar het controlebord toe en ga er vandoor, lichtjaren vandaan van alles. Ik doe het zo. Maar, waar ik ook beland, ik zit nog steeds vast aan mezelf. En dat is waarom ik moet blijven.”
-pakt een lolly of zoiets, een droge, alledaagse handeling, begint op te ruimen- “pfft. Dat zuigt. En waarom? Voor die stomme roze lucht. En niks anders.”
-lacht, doet de taperecorder uit, en is zo “alleen”. pakt de teddybeer weer op. Terwijl Maud ligt op een bank.
Leave the City van Twenty One Pilots begint te spelen, zacht.
“Ik heb gelogen, Beer. Ik zag dat mijn brandstof op was, helemaal aan het begin al. Ik kon nooit vertrekken, al zou ik het willen. Maar dat is oké. Ik ben nu op rationele manier er achter dat ik blijven wil. Niet huilen.”
Ze zegt het tegen de beer, maar begint zelf te huilen. “Niet huilen!!” zegt ze, haar hele lichaam schokt, en ze knuffelt beer.
Ze trekt zich terug van de knuffel, doet haar koptelefoon aan. Leave the City speelt harder.
De tekst luidt: “in time i will leave this city, for now i will stay alive”
Haar gezichtsuitdrukking gaat van gebroken hart (droogt tranen?), naar verdrietig, naar neutraal, naar heel nep blij.
Ze loopt terug, statig, naar de stoel van waar ze “wakker werd”, gaat zitten, draait zich om en nep lacht naar publiek. Draait zich om en “valt in slaap”; begin positie.
fin.
